Het is maar een dagje varen naar
Antigua en we hebben heerlijk zeilweer. De lucht is blauw met witte
wolkjes, er staat een stevige Caribische bries en we hoeven net niet
te kruisen. De Deinemeid vliegt over het water heen als een vliegende
vis, die we overigens nog steeds aan het tellen zijn. We komen aan op
Antigua in een baai die English Harbour heet. Het bijzondere aan deze
baai is dat hij niet opvalt. Zonder kaart is het bijna onmogelijk de
ingang te vinden. We varen ver de baai in, waar we een
superjachtenhaven vinden. De grote zeilschepen worden driftig
gepoetst en het lijkt er op dat deze schepen vaker schoongemaakt
worden dan dat ze zeilen. Sommige zien er dan ook erg indrukwekkend
uit. Van andere vragen we ons af waarom je in vredesnaam zó een boot
zou kopen als je toch tientallen miljoenen op de bank hebt staan.
Maar goed, ieder zijn meug.
In eerste instantie doet Antigua ons
een beetje aan Trinidad denken. Er wordt vrolijk soca en reggae
muziek gedraaid, de locals zijn vriendelijk en als ze snel praten
nauwelijks te verstaan. We halen de hele boot onderste boven,
schrobben in hoekjes waar we al lang niet meer zijn geweest en tanken
het duurste water ooit, dat je niet eens kan drinken. Misschien
hebben al die superjachtpoetsmannen toch een motiverende invloed op
ons. Als de Deinemeid mooi schoon is, besluiten we naar de hoofdstad, St. Johns, te varen. De wind is erg veranderlijk en vlak voor de
ingang naar de baai krijgen we nog een mooie bui over ons heen.
In St. Johns vinden we een compleet
nieuwe wereld. We kunnen aanleggen aan een steigertje midden in de
stad. Er hangen wat jongeren rond en een oude man met weinig tanden
deelt ons mede dat hij op onze boot past, waarna er een afgekloven
id-kaart o.i.d. verschijnt. Ik hoop niet dat dat de oorzaak van zijn
tandengebrek is. De weinige toeristen die in St. Johns komen, zijn
afkomstig van gigantische cruiseschepen. Je moet je voorstellen dat
er op één dag zomaar drie van die schepen aan kunnen komen, die
vervolgens bijna tienduizend!!! mensen afzetten in het stadje.
Gelukkig gaat het grootste deel op excursie op het eiland. Om de
cruiseschepenhaven zijn grote winkels met dure parfums, juwelen en
electronica gebouwd. Dit is het 'duty-free' winkelcentrum van de
overheid.
In de stad zelf wemelt het van de
mensen, bijna allemaal eilanders. Er wordt luide soca muziek gedraaid
en er rijden rallyauto's door de stad die graag laten horen dat ze
geen uitlaat hebben. De straat is bezaaid met kraampjes en de stoep
met kleedjes waar mensen hun groenten en fruit op uit stallen. Het
aanbod is groot en aanlokkelijk, maar helaas erg prijzig. Aangezien
er op Antigua weinig regen valt wordt het meeste geïmporteerd vanuit
Dominica. Rondom de droogte in Antigua gaat een soort kip en het ei
verhaal in de rondte: de één zegt dat het zo droog is omdat er geen
bomen zijn, de bomen zouden in het verleden te enthousiast gekapt
zijn, de ander meent dat de bomen gewoon niet kunnen groeien door
gebrek aan water. Misschien is het allebei waar.
We kopen heerlijke zoete kleine
ananasjes, grapefruits, komkommers, aardappels, tomaten en nog veel
meer lekkers. Als we na deze drukke shopdag terugkomen bij de boot is
de steiger bezaaid met pubers. Ze zijn best gezellig en kunnen
nauwelijks geloven dat we echt uit Nederland helemaal naar hun eiland
zijn komen varen. De meiden gillen bij het idee. Als ze later op de
avond echter allemaal Spaans beginnen te praten en aan dubieuze
pijpen beginnen te zuigen houden we het voor gezien. We geven de
tandarme man wat dollars voor het 'oppassen', gooien de boot los en
gaan verderop in een rustig baaitje voor anker.
We hebben bedacht dat we naar een
dorpje vlak bij het vliegveld zullen varen. We hopen dat we vanaf
daar naar het vliegveld kunnen lopen en daar het bezoek kunnen
ontvangen. We zeilen tussen de riffen door. Het waait hard, een goede
windkracht zeven en de geul loopt bijna stik in de wind. Uiteindelijk
komen we toch aan in de door ons uitgezochte baai. Er ligt een groot
industrieterrein aan de ene kant en een klein vissersdorpje aan de
andere kant. De rust die in het dorpje heerst kan ik niet
beschrijven. Hier gebeurt echt he-le-maal niets! We vragen naar een
taxichauffeur voor morgen, maar niemand heeft hem gezien. Lopen
blijkt namelijk toch een iets té enthousiast voornemen. Hoewel het
vliegveld hemelsbreed zo'n 3 km van ons af ligt, is het over de weg
toch zomaar 10-15 km om er te komen. Zeker na een vliegreis van 15
uur, kan ik me goed voorstellen dat je daar niet op zit te wachten.
De volgende dag besluiten we naar het
vliegveld te liften en vanaf daar een taxi terug te nemen. Toen de
witte, verkouden groep uiteindelijk vrijgelaten werd door de douane
begon het feest. De Lemmertjes hadden natuurlijk heel wat in te halen
met elkaar, terwijl Axel nauwelijks stil kon zitten van opwinding en
ongeloof om zo ver van huis te zijn. Na een nachtje hoognodige slaap,
varen we naar een baaitje om de hoek. Hier kunnen we heerlijk
zwemmen, zonnen, snorkelen, uitrusten en bijkletsen. Er worden
grootse competities gehouden wie er het langst op de surfplank kan
blijven staan. Helaas schavielt de tweede nacht het touwtje door
waarmee de plank vastzat. We doorzoeken de hele baai, voor zover diep
genoeg, maar vinden hem niet meer terug. Misschien was het gewoon
niet zo bedoeld dat we ooit daadwerkelijk aan het windsurfen zouden
gaan.
We varen tegen de klok in om het eiland
heen naar Deep Bay, een baaitje net voorbij St. Johns. Er ligt een
wrak in de ingang van de haven, dus bij invaren is het opletten
geblazen. Je schijnt ook mooi op het wrak te kunnen snorkelen, maar
ondanks dat het wrak slechts 1 meten onder water ligt, moet je nog
naar beneden zwemmen om iets te kunnen zien. Het water is erg
troebel. Waarschijnlijk door de deining, het waait de laatste dagen
hard en die wind brengt flinke golven met zich mee. We lopen te lang
door de zon richting St. Johns en vinden voor het laatste stukje nog
een busje dat ons de stad inbrengt. We halen wat verse groenten en
vers fruit en Zora koopt mooie slippers, zodat ze niet zo warme
voeten heeft. Op de terugweg kunnen we gelukkig voor het grootste
deel met de bus.
Bij het strand staat een groot hotel
met een enorm stuk land erom heen. De weg naar de boot loopt over dit
terrein en Axel en Zora zijn al over het hek heen geklommen als er
een stevige dame in uniform op hen afgemarcheerd komt. Wat Axel wel
niet denkt dat hij zomaar over het hek heen klimt en niet gewoon haar
gevraagd heeft het hek voor ons te open! Nou was het zeker niet het
geval dat er iemand te zien geweest was, maar dat laten we nu maar
even buiten het gesprek. Ook Zora krijgt een waarschuwing dat het
gevaarlijk is om over hekken heen te klimmen, ze schrikt er zo van
dat ze voor de mevrouw het door heeft al weer aan de andere kant van
het hek staat. Na een korte uitleg van onze kant opent ze dan toch de
poort en informeert het hotel dat we er aan komen. In het hotel
vinden we een stuk of tien gasten, voor de rest lijkt alles leeg te
staan. Kleine bungalows langs het strand hebben nieuwe bewoners
gevonden in de vorm van planten, bomen en hagedissen. Toch lopen
overal mensen in nette pakjes om de paar aanwezige gasten een
onbezorgd verblijf te bezorgen. Heel bijzonder allemaal.
Van Deep Bay varen we naar English
Harbour. Er is daar op zondagavond een feestje, helemaal bovenop de
berg. Er staat een gebouw van een paar honderd jaar oud, zoals er
veel in Antigua te vinden zijn; goed onderhouden en gerestaureerd.
Het geeft het eiland een andere sfeer dan de meeste andere Caribische
eiland, waar zelden gebouwen ouder dan 50 jaar te vinden zijn,
misschien met uitzondering van een oud fort. In het huisje op de berg
verkopen ze bier en aarbeiensmoothies en in de tuin worden hamburgers
verkocht. Het uitzicht is prachtig en er speelt een steelpanorkest,
die later wordt afgelost door een reggaeband. We maken er een feestje
van en dansen onze zeebenen los.
Om het rondje om het eiland compleet te
maken moeten een nog een stukje verder varen.Aan de oostkant ligt een
stuk water genaamd 'Non Such Bay'. Dat beloofd wat. Met een frisse
wind en aardige golfjes steigeren we richting het oosten. Voor Zora
is de zee even iets te ruig, maar ze behoud haar volle eer, aangezien
ze Finn kan vertellen dat ze in ieder geval mínder dan híj heeft
overgegeven. Jari en Isa tonen zich ware zeelui en geven geen kick.
Axel heeft het niet meer van geluk en loopt stralend en drijfnat over
de boot om dingen op het voordek te regelen. We zwaaien naar Eric
Clapton, van wie eigenlijk niemand fan is, maar we vinden het toch
grappig om zijn huis te zien. Mensen zijn aparte wezens, dat heb ik
wel geleerd.
Non Such Bay is groot en inderdaad
mooi. Na wat rond te hebben gekeken besluiten bij een klein eilandje
genaamd 'Green Island' aan een mooring vast te knopen. Het water is
helder, er ligt verder niemand en het strandje is idyllisch. Marijn
zet een spiboom slinger installatie op, waarmee je ver naar buiten
kan zwaaien en dan in het water valt. Ik kan me niet herinneren dat
we de spiboom eerder zo intensief gebruikt hebben. Net als we denken
dat we ons in het paradijs bevinden horen we een stem door een omroep
installatie. Hij roept iets dat het verplicht is om zwembandjes te
dragen en dat je niet te ver van hem af mag zwemmen. Het blijkt een
catamaran te zijn van een meter of 18 met meer dan vijftig mensen aan
boord. Voor we het door hebben zit 'ons' hele strandje vol met witte
en rode toeristen, glimmend van de zonnebrand. Dan komt er nog een
catamaran aan, waar een vergelijkbare beschrijving bij past. De
toeristen die zich niet direct op het kleine strandje nestelen,
zwemmen achter een schreeuwende Antiguaan aan, die probeert de groep
al een kudde schoonzwemmers probeert te dresseren. Vervolgens wordt
de barbecue aangestoken, die ons van dek afrookt. Twee uur later zijn
beide boten weer vertrokken en het enige wat er nog zichtbaar van is
zijn wat plastic bekertjes en een melkige waas in het water van al
die zogenaamde 'water-proof' zonnebrand. We vinden het hier zo fijn
dat we besluiten een paar dagen te blijven genieten van de rust en
het water en het strandje. Als er toch weer een catamaran komt
vluchten we voor even op de boot en komen als krabbetjes voorzichtig
weer naar buiten als ze weer verdwenen zijn. 's Ochtends zwemmen we
naar het strandje, rennen daar een rondje en zwemmen dan weer terug
naar de boot. 's Avonds maken we vuur op het strand, waar Isa het
lekkerste brood ooit op bakt.
Dan komt de dag van vertrek al weer
ernstig dicht bij en we varen terug naar Falmouth Harbour, de baai
naast English Harbour. Voor het afscheidsdiner kopen we extra lekkere
dingen en dan is het al weer tijd om naar het vliegveld te gaan. Onze
taxichauffeur heeft serieuze dreadlocks, weinig tanden en een
afgeragde bus. Daarnaast heeft hij een stralend humeur, zingt aan een
stuk door het liedje 'fly away, fly away, fly away-ay-ay'. Het ritje
wordt omgetoverd in een sightseeing tour en wordt daardoor meer een
uitje dan een strikt praktische vorm van vervoer. Op het vliegveld
eten we de grootste pizza die ik ooit in het echt heb gezien. Daarna
wordt er geknuffeld en sluiten automatisch schuifdeuren het feestje
van de afgelopen twee weken al weer af.
Hallo Sanne en Marijn. Wat leuk om te lezen en te zien wat jullie allemaal meemaken. Het ziet er allemaal prachtig uit, wat een mooie natuur! Veel plezier maar weer. x Eida
BeantwoordenVerwijderen