Tegenover de baai waar we uitklaren in
Carriacou ligt een klein eilandje, Sandy Island genaamd. Het oogt
wezenlijk paradijselijk en is begroeid met relatief jonge palmbomen.
Dat komt omdat een orkaan een aantal jaren geleden alles wat er op
het eilandje leefde heeft weggevaagd. In een halfuurtje loop je om
Sandy Island heen, maar je kan je er makkelijk de hele dag vermaken
met snorkelen, zonnen en bootjes kijken.
Als Carriacou achter ons verdwijnt komt
Union Island al snel goed in zicht. De afstanden tussen de eilanden
zijn hier klein en binnen een dag kan je soms wel meerdere eilanden
aandoen. De wind waait pittig en we klotsen er lekker op los. De
zeebenen zijn bijna weer op het oude niveau, gelukkig maar.
Op Union
Island zijn twee baaien waar je goed schijnt te kunnen ankeren, maar
aangezien we nog in moet klaren is de keuze snel gemaakt. Clifton is
een heel bijzondere ankerplaats, namelijk in de vorm van een rotonde.
In het midden ligt een zeer ondiep rif. We moeten dus erg goed
opletten om niet aan de grond te lopen. Alleen de kaart is iet altijd
genoeg, het is heel belangrijk dat je goed naar het water kijkt.
Gelukkig is dat zeer helder, dus schat ik de dieptes eerder te ondiep
dan te diep. Aan de oostkant is een zeer ondiep en lang rif dat de
hele ankerplaats beschut tegen deining. Een legioen aan kitesurfers
geniet van deze vlakke zee met stevige wind. Het waait een week lang
windkracht 6 tot 7, met daarbovenop nog fikse buien met veel wind. We
blijven dus lekker even liggen tot de wind wat afneemt.
In het dorp
ontdekken we een lokaal restaurantje dat belachelijk lekkere roti
maakt, wij weten dus weer waar we moeten zijn. De eigenaresse is een
zeer vriendelijke oudere dame, Nola. Je aan de vorm van haar gezicht
dat het leven niet altijd makkelijk is geweest voor haar, hoewel haar
ogen zacht en vriendelijk blijven lachen. Union Island hoort bij Sint
Vincent en de Grenadines. De locals vertellen ons dat de partij die
aan de macht is zijn meeste stemmers in Sint Vincent heeft en dat dat
een van de redenen is dat de overheid hier zo weinig investeert. Het
grootste probleem is zoet water. Het regent erg weinig doordat het
eiland niet zo hoog is en er is veel te weinig grondwater. Er zijn
geen waterleidingen op het eiland, maar iedereen heeft zijn eigen
regenwateropvangsysteem. De meeste wc's spoelen dan ook niet door,
dat is veel te zonde van het water. Af en toe gooit de eigenaar er
een emmertje zout water door om de boel door te spoelen. Ik vraag me
af wat een watermaker, wat accu's en zonnecellen ofzo zouden kosten
om de bewoners allemaal een paar liter water per dag te kunnen
leveren. Je zou denken dat je daar zelfs een rendabel bedrijfje mee
zou kunnen opzetten. Als je een fles water van 5 liter koopt in de
supermarkt, betaal je zomaar 5 euro! Daarbij is het eten erg duur en
verdienen de mensen weinig. De hoofdbron van inkomsten is toerisme en
dat is duidelijk te merken. Door zijn kleinschaligheid blijft Union
Island echter een prachtig, rustig,vriendelijk eilandje.
Oud en nieuw vieren we met de buurman.
Ik heb lekkere rumpunch gemaakt, die er snel in gaat bij de heren. We
kletsen, lachen, dansen en zingen. Nog voor elf uur liggen ze allebei
te tukken. Op mijn gemakje bekijk ik het vuurwerk op de eilandjes om
me heen. Dan ga ik ook naar bed. Gelukkig nieuwjaar!
Als de wind wat rustiger wordt
besluiten we naar de Tobago Cays te varen. Het snorkelen zou daar het
einde zijn. De Italiaanse buurman (ja die van oud en nieuw) wil wel
een beetje opvaren. Maar als hij om half twaalf nog niet terug is van
de kant, besluiten we maar te gaan. We hebben een plek afgesproken,
dus we denken hem daar wel weer te zien. Het is slechts anderhalf
uur zeilen. Zelf tussen de eilanden in zie ik de bodem van de zee.
Met de zon zo hoog in de lucht kan je letterlijk de vissen onder je
door zien zwemmen. Hoewel het gewoon twintig meter diep is,kan je de
contouren van het koraal, de rotsen en het zand goed zien. Het lijkt
haast of we geen zeilboot, maar een luchtschip hebben!
Het navigeren op zicht wordt op de
Tobago Cays de hoofdstroom van informatie, de kaart komt op de tweede
plaats. De ondieptes zijn erg goed te zien en we zeilen tussen de
eilandjes door naar een ankerplaats met uitzicht op de oceaan, doch
zeer beschut door een groot rif. Dan zwemt er een grote schildpad,
vlak naast de boot! Ik pak snel de camera en Marijn volgt hem. Wel
twintig minuten lang zwemmen we met de schildpad in het glasheldere
water.
Als de Italiaanse buurman aan het einde
van de middag nog niet is komen opdagen, besluiten we maar weer terug
te varen naar Union Island. Misschien is er wel iets aan de hand.
Eenmaal terug blijkt hij gewon te wachten op een vriendinnetje dat in
komt vliegen, maar morgen gaat hij in ieder geval mee naar Petit
Tabac, een klein eilandje net boven het rif waar we vandaag waren. De
situatie de volgende ochtend lijkt echter sterk op de ochtend ervoor
en we vertrekken weer alleen. Misschien ongeduldig, maar misschien
ook maar beter zo. Ik hoop dat we hem ooit nog tegenkomen, dit
afscheid heeft me wat te weinig groet.
Petit Tabac is haast onwerkelijk! Er is
nauwelijks plaats voor twee jachtjes, maar met wat moeite vinden we
uiteindelijk een plekje voor ons anker waar de bodem niet stijl naar
beneden loopt en we ook nog eens vrij blijven van het rif. Het rif is
prachtig en er zwemmen kleine scholen visjes in dit prachtige
landschap. Het kan zo de brochure in! Op het eilandje is helemaal
niets op een paar agressieve mieren na. Je kan het ze nauwelijks
kwalijk nemen, wat hebben die beesten hier nou te eten?
We slapen in Mayreau, waar we vier keer
opnieuw moeten ankeren voordat we een plekje hebben gevonden waar we
met niemand kunnen botsen, niet op de ondieptes kunnen zwaaien en het
anker wel houd. Door sterke begroeiing in de bovenste zandlaag krab
het anker snel en we eindigen met meer dan dertig meter ketting in
drie meter diep water.
De volgende ochtend ontvluchten we de
drukte van Mayreau en zetten koers naar Bequia.
Bequia blijkt een van de mooiste,
fijnste en vriendelijkste bewoonde eilanden tot nu toe te zijn.
Hoewel groente en fruit ook hier erg duur zijn is het leven verder
simpel. Er is sprookjesachtig wit strand er zijn knalgroen begroeide
bergen met uitzicht over de oceaan en de Caraïbische zee, de mensen
zijn erg vriendelijk en ze houden van zeilen! Overal liggen lokale
zeilbootjes op het strand waar je ook daadwerkelijk jongeren mee ziet
zeilen. En ze gaan hard!
Af en toe komen er een of meerdere
cruiseschepen in de baai en ineens zijn alle stalletjes, winkeltjes
en markten open. Ook hier is het duidelijk dat toerisme de
hoofdinkomst is. Toch wordt je door de bewoners niets opgedrongen en
als je naar de juiste plekjes gaat vind je nog de pure Caraïbische
sfeer en barretjes. Maar je kan natuurlijk ook heel goed tussen de
roodverbrande lijven op een veel te duur, doch sfeerloos terras met
slechte jaren 80 muziek gaan zitten. Waar de meeste bezoekers toch
voor blijken te kiezen.
We doen nog een duik met een
duikschooltje aan de baai. De twee jongens zijn heerlijk ontspannen
en de spot is prachtig. Geen speciale grote vissen ofzo, maar een
droomwaardig koraal landschap vol met scholen vissen. Precies waar ik
op hoopte!
Morgen gaan we alweer verder naar het
Noorden. Sint Vincent laten we liggen. Verschillende vrienden van ons
hebben daar slechte ervaringen met eilanders gehad. Er zullen vast
ook veel goede en mooie dingen te vinden zijn, maar aangezien we toch
niet alles kunnen zien besluiten we het maar over te slaan. Maar eens
kijken hoever we komen, Sint Lucia, Martinique?
In ieder geval is Bequia zeker een
eiland dat ik niet snel zal vergeten, hopelijk komen we hier nog eens
terug...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten